Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0635

Datum uitspraak2002-02-22
Datum gepubliceerd2002-03-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200290/2
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad van State 200200290/2. Datum uitspraak: 22 februari 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Elektroschmelzwerk Delfzijl B.V.”, gevestigd te Delfzijl, verzoekster, tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 10 december 2001 in het geding tussen: verzoekster en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. 1. Procesverloop Bij besluit van 17 juli 2001 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) het verzoek van verzoekster om haar op grond van de Wet openbaarheid van bestuur bepaalde op haar betrekking hebbende stukken, zoals ambtelijke adviezen, interne notities, besprekingsverslagen en notulen, te verstrekken wat betreft zevenentwintig stukken ingewilligd doch voor het overige afgewezen. Bij besluit van 12 oktober 2001 heeft de minister het door verzoekster daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 10 december 2001, verzonden op 12 december 2001, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Groningen (hierna: de president) het door verzoekster daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2002, hoger beroep ingesteld. Voorts is de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 februari 2002, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en de minister, vertegenwoordigd door mr. Ph.J.J. Drost, ambtenaar van het ministerie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Naar ook door verzoekster niet wordt betwist zal toewijzing van het verzoek tot onomkeerbare gevolgen leiden. Immers, zij zal dan kennis kunnen nemen van de inhoud van de stukken, waarvan de minister haar ? naar het oordeel van de president terecht ? inzage heeft geweigerd, hetgeen, wanneer het hoger beroep vervolgens ongegrond wordt verklaard, niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Het is duidelijk dat de minister er groot belang bij heeft een dergelijke situatie te voorkomen. Gelet daarop bestaat voor inwilliging van het verzoek alleen aanleiding, indien sprake is van daartegenover staande zeer zwaarwegende belangen van verzoekster. Daarvan is evenwel niet gebleken. Weliswaar voert verzoekster aan dat de strafzaak tegen haar binnenkort, te weten op 11 april aanstaande, door de rechtbank te Groningen zal worden behandeld en het hier mogelijk om voor haar ontlastend materiaal in die zaak gaat, in een dergelijke situatie had het echter op de weg van verzoekster gelegen uitstel van de behandeling van de strafzaak te vragen. Dat daartoe pogingen zijn aangewend is gesteld noch gebleken. Overigens kan ontlastend materiaal ook in een latere fase nog in de strafrechtelijke procedure worden betrokken. 2.3. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat derhalve geen aanleiding en het verzoek daartoe wordt niet ingewilligd. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn?van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Tielraden Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2002 156. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,